Gepost op

Voorproefje

Volgens mijn planning ga ik vandaag een stukje schrijven over de lente. U weet wel dat fijne seizoen waarbij het voorjaarszonnetje haar best doet om de herinnering aan de koude winter te verdrijven. Dat seizoen waarbij de bomen eerst een zacht geelgroene gloed krijgen om vervolgens los barsten in wel honderd tinten groen met bovendien heerlijk geurende bloesems. Dat seizoen waarbij de lammetjes door de wei dartelen en de kuikens verdwaasd uit hun ei kruipen om de wereld te gaan verkennen. Dat seizoen, dat meteorologisch (1 maart) en astronomisch (20 maart) is begonnen, maar verder nog nergens te bekennen lijkt… Dat seizoen dus. Ik wacht er nog wel even mee. En op.

Begin maart heb ik al wel een voorproefje van de lente gehad. Samen met Steven was ik in Granada in het zuiden van Spanje. Wat een fijne stad (met palm- en sinaasappelbomen)! We sliepen bij een vriend die er al een jaar woont en daarmee hadden we een lokale gids die ons naar mooie plekjes, prachtige uitzichten en lekkere tapas leidde.

Granada ligt op ongeveer twee uur rijden met de bus van het vliegveld van Malaga. Het ritje gaat langs de bergen van Malaga, die toen wij er reden waren bedekt met mist waardoor het eerder Brits dan Spaans leek. En waar er in Malaga al blaadjes aan de bomen zaten, waren deze in Granada nog goed verstopt. Ook regende het meer dan gemiddeld voor de tijd van jaar. Maar…

… als de zon dan schijnt is het meteen heerlijk warm. De straten komen tot leven, kunstenaars verkopen hun handgemaakte spullen op kleedjes op de vele trappen en op pleintjes spelen straatmuzikanten flamenco op hun gitaar. Echt wat een sfeer! Ook krijg je bij elk drankje dat je besteld een gratis tapas, variërend van wat olijfjes tot toast met ham en van aardappelpuree met gegrilde groente tot gefrituurde vis. Dus door bij een paar cafétjes een drankje te doen, heb je gelijk je avondeten bij elkaar verzameld.

De geschiedenis en het straatbeeld van Granada zijn voor het groot deel bepaald door de Moren, een Islamitisch volk bestaande uit Noord Afrikaanse Berbers en Arabieren. Vanaf de zevende tot en met de vijftiende eeuw hadden zij de stad in handen.

Ons logeeradres lag midden in Albaicín, de oude Arabische wijk met fijne nauwe straatjes, veel trappen en huizen uit de veertiende eeuw. De Arabische invloed is hier goed te zien in de bouwstijl en de vele gekleurde tegeltjes rondom ramen en deuren. Vanaf het dakterras hadden we een fantastisch zicht op het Alhambra, de middeleeuwse vesting met prachtige tuinen en paleizen waar de Moorse sultans woonden en regeerden tot 1492. Vanaf dat moment hadden de katholieke koning Ferdinand II en zijn vrouw Isabella het voor het zeggen in Granada. Moskeeën moesten toen plaats maken voor kerken, maar het Alhambra mocht blijven. Nu staan het complex en de wijk Albaicín beide op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

De pracht van Granada wordt uitgedrukt in de beroemde uitspraak van de Mexicaanse dichter Francisco de Icaza: ‘Dale limosna, mujer, que no hay en la vida nada como la pena de ser ciego en Granada’. (‘Geef een aalmoes, vrouw, want er is in het leven geen ergere straf dan een blinde te zijn in Granada’.) En hier ben ik het wel mee eens, terwijl wij de stad niet eens op het mooist hebben gezien. Het is misschien niet de eerste plek waar je aan denkt bij zuid Spanje, maar wat mij betreft zeker het overwegen waard mocht je die kant op willen. Wij komen er ongetwijfeld nog een keer terug, als is het alleen maar voor de inspirerende ramen en deuren 🙂